Een blik in de turnzaal: bewegingsstraatjes insecten

15 april 2024

Een blik in de turnzaal: bewegingsstraatjes insecten

Uitleg bewegingsstraatjes: straatjes zijn over de volledige lengte van de turnzaal. Ze bestaan uit 4 opdrachten. Elk straatje is rond 1 bewegingsvaardigheid. De peuters leggen het straatje af, door de oefening te doen die vooraf besproken werd. Aan het einde van het straatje vinden ze ‘iets’ om mee te nemen (bijvoorbeeld: sorteerdiertjes). Daarna rennen ze naast hun straatje terug naar het begin, daar sorteren ze hun ‘iets’ in hoepels, emmer of … Dan kiezen ze een nieuw straatje.

 

Straatje 1: balanceer parcour

De peuters balanceren hier tot aan de overkant. Dit doen ze met het balanceermateriaal die aan elkaar word verbonden. Dit balanceermateriaal bevat stabiele vlakken, maar ook onstabiele vlakken (wipgedeelte).

Straatje 2: loopspringen

De peuters lopen naar de overkant bij dit straatje. Maar komen allerlei hindernissen tegen. Bij elke hindernis die ze tegenkomen moeten ze erover springen. Onderweg komen ze blokken/pittenzakken/ …  van verschillende grote tegen waar ze moeten overspringen.

Straatje 3: springen

In dit straatje springen de peuters van hoepel tot hoepel naar de overkant.

Straatje 4: kruipen 

In dit straatje kruipen de peuters eerst door de kruiptunnel. Daarna kruipen ze onder de mat die boven 2 banken is geplaatst.

Aan het einde van het straatje vinden de peuters sorteerdiertjes. Hier nemen ze telkens 1je van mee naar het begin. Bij het begin sorteren de peuters de sorteerdiertjes bij de juiste kleur hoepel. En als laatste kruipen ze door de hoepels heen.